Marschangs dagelijks rendez-vous met de dood

Marschangs dagelijks rendez-vous met de dood

ANTWERPEN „Ik kom mijn begrafenis regelen, zei ze. Ik zie haar nog binnenstappen. Een elegante jonge vrouw, vooraan in de dertig. Volkomen rustig en beheerst besprak ze tot in het pijnlijkste detail haar uitvaart. Ze vertelde dat ze kanker had. Schatte de haar toegemeten tijd op zes maanden. Achteraf gezien klopte dat precies. Die voormiddag had ik het moeilijk om mijn emoties de baas te blijven”, herinnert Titte (Hippolyte) zich. Hij is de zoon van Francois Marschang. Volgend jaar neemt Titte officieel de zaak van zijn vader over. Een eeuw en vier generaties lang al leven de Marschangs in Antwerpen van de dood. Hun verhaal daarover.
Titte: „Begrafenisondernemers zijn geen harde, onverschillige bonken. We zijn niet immuun voor verdriet en afscheid nemen. We hebben alleen dagelijks een rendez-vous. met de dood. Soms draait dat op een gruwelijke konfrontatie uit. Zo werd ik eens bij een jong gezin geroepen voor wiegedood. Zowel de vader als de moeder hadden een baby op schoot. Dit, antwoordden ze allebei op m’n vraag welk kindje gestorven was. Hun tweeling had op precies hetzelfde moment opgehouden met ademen. Dergelijke taferelen kan je onmogelijk vergeten”.

Vader François wordt volgend jaar vijfenzestig. Hij vindt het welletjes nu. Temeer omdat Titte (41) al lang klaar is om met frisse inzet de tweede werkeeuw in te stappen. Gelukkig werd bij de familie Marschang altijd een zoon bereid gevonden om de fakkel over te nemen. Hoewel dat niet altijd met een laaiend entoesiasme gebeurde.
Francois: „Zelf had ik eigenlijk iets anders willen worden. Elektronika boeit me enorm. Ik zou het in die richting gezocht hebben. Maar ik kon dat mijn vader Hippolyte niet aandoen. Een zoon deed vroeger zoiets niet. Maar ik maakte van de elektronika mijn hobby. Ik ben zendamateur en verzamel oude radio's”,
Als begrafenisondernemer aan de kost komen, schrok zoon Titte helemaal niet af. De sociale dimensie in het beroep zelf en de werkzekerheid trokken hem aan. In afwachting dat hij het bedrijf instapte, studeerde hij alvast enkele jaren rechten.

„In deze stiel moet je ingroeien. Van jongs af aan werd ik thuis de les gespeld: niet op de trappen rennen, niet roepen, vooral niet lachen. Dat paste niet, want er kon altijd iemand in huis zijn om een begrafenis te bespreken. Zo krijg je die speciale sfeer met de paplepel mee. Ik kan me moeilijk indenken dat je plots zou besluiten om begrafenisondernemer te worden. In de meeste families is het ook typisch een mannenaangelegenheid. Hoewel vrouwen dat werk natuurlijk evengoed aankunnen, voor de eerste kontakten met de rouwende familie misschien zelfs beter geschikt zijn. Maar vrouwelijke dragers zie ik niet zo zitten. Een doodskist weegt al gauw 50, 60 kg. Je torst dan gemakkelijk een eind boven de honderd kilo als de overledene een zware persoon is”, aldus François.

Brieven

Dag en nacht beschikbaar en bereikbaar zijn is voor een begrafenisondernemer heel normaal. François en Titte maken dan ook altijd goede afspraken. Dragen altijd een „bieper” bij zich.

De Marschangs pakten in 1972 in Antwerpen voor het eerst met een mortuarium uit. Jaarlijks zorgen ze voor meer dan zeshonderd uitvaarten. Op piekdagen kunnen het er vijf, zes per dag zijn.

Altijd opnieuw aanhoren ze het verhaal van sterven en verdriet. Beu worden ze dat niet, maar er zijn momenten dat ze héél moe zijn.
„En dan word je sentimenteel. Daar moet je voor op je hoede zijn. Want je kan natuurlijk niet al die miserie blijven meedragen. Hoewel soms erg goede en blijvende kontakten met klanten blijven bestaan.” Vader Francois geeft het grif toe: zijn manier van leven draagt het stempel van zijn
beroep. Een lachebek is hij sowieso niet en van feestjes houdt hij helemaal niet.
„Ik heb het daar heel moeilijk mee: ’s morgens een begrafenis leiden en ’savonds de feestneus uithangen. Titte is van nature optimistischer dan
ik. Maar soms zit het ook hem hoog. Vooral als hij kinderen moet begraven.”

Titte knikt: „Iedere keer weer rebelleer ik dan. Dikwijls moet ik het dierbaarste speelgoedbeestje mee in de kist leggen. Ook bij volwassen overledenen moeten we geregeld wat in de kist stoppen. De familie vraagt dat. Juwelen, heel veel brieven... Of er moet in het mortuarium bij het opgebaarde lichaam de lievelingsmuziek van de dode gespeeld worden.
En schippers vragen soms om de as boven zee uit te strooiën".

Met veel zorg het lichaam aankleden wordt altijd erg op prijs gesteld. Soms vraagt Titte een foto van de overledene. Om bijvoorbeeld het aangezicht zo natuurlijk mogelijk te maquilleren. Wie een bril droeg, krijgt die ook op. Sommige familieleden bezorgen een hele lijst met wensen in verband met de kleding van de overledene, tot schoenen toe.

De Marschangs vinden geen enkel verzoek vreemd. François: „In onze branche bestaat weinig konkurrentie. Maar dat betekent niet dat je steken mag laten vallen. We moeten het hoofdzakelijk van de mond-aan-mond-reklame hebben. Eerbied voor de overledene is in onze stiel het allerbelangrijkste. We drukken dat steeds opnieuw onze personeelsleden — tachtig deeltijdsen werken hier — op het hart.

De familie van de overledene voelt dat intuïtief aan. Stelt die eerbied in hoge mate op prijs . Heel dikwijls krijgen we bedankingen toegestuurd. Dat
doet enorm deugd. Zo’n briefje hangen we altijd uit. Een goede band met je personeel hebben, is heel belangrijk. Af en toe organizeren we een gezellig samenzijn. Er is nog nooit iemand bij ons weggegaan. Als nieuwelingen komen solliciteren, merk je vlug of ze voor deze job geschikt zijn. Al doende leren, ze dan wel de finesses van de stiel, Het eerste dat de dragers moeten weten, is dat ze zich nooit onder de kist mogen
bukken, al lag er een fortuin aan hun voeten. Onze mensen kunnen ook nooit genoeg groeten en buigen. En de ceremoniemeester zelf moet overal
zijn, maar mag nooit opvallen’,

Prominenten

Diskreet optreden is in het vak van Frangois en Titte uitermate belangrijk. Haast altijd zijn ze op de hoogte van de doodsoorzaak. Ook als het om

zelfmoord gaat. Die nemen enorm toe, volgens de Marschangs. Een dertigtal per jaar is heel normaal.
„Soms tot twee gevallen per week. Het zijn lang niet altijd marginalen die vrijwillig uit dit leven stappen. Integendeel.
Diskretie ook over wat je hoort en ziet bij de familie. Dikwijls worden oude koeien uit de gracht gehaald. Ruziën bij een sterfgeval is niet ongewoon.
Soms blijft het niet alleen bij woorden. Vechten in de volgwagens maakten we ook al mee. Dan moet je diskreet maar wel kordaat optreden.”

Als prominente personen begraven worden, hangt er altijd wat stress in de lucht. Ze verzorgden de uitvaart van Frans Detiège, oud-burgemeester van Antwerpen, van Armand Preud'homme, Nini De Boël, ere-goeverneur Richard De Clercq; Jef Cassiers en Louis Major. De auto’s worden dan extra grondig nagekeken en er rijden dan altijd reservewagens in de buurt mee, om een eventuele panne of een lekke band — „dat is zowat het ergste wat een begrafenisondernemer kan overkomen!” — onmiddellijk te kunnen verhelpen.

Bejaarde mensen willen steeds vaker zelf hun begrafenis regelen en betalen. Dikwijls hebben ze geen kinderen of hebben er een slechte relatie
mee. Toch vinden Titte en François dat het taboe rond de dood niet afneemt. Zelf hebben ze daar geen last mee. „Voor mij is doodgaan zoiets
als geboren worden, filozofeert Titte. Angst om te sterven heb ik niet. Maar als het even kan, wel liefst zo laat mogelijk. Ik relativeer veel. Over kleine onbenulligheden maak ik nooit ambras. Een leven na dit leven? Ja, ik hoop echt dat niet alles met dit leven ophoudt.”
En toen sloeg het paard Bijou op hol

En toen sloeg het paard Bijou op hol

„Als jonge man heb ik de tijd van e paarden nog meege maakt. Een bron van miserie waren ze. Neem nu Bijou. Een prachtdier, dat wel. Maar dat paard had nog in het Duits leger de kanonnen en het lawaai moeten trotseren. Als het onweerde, werd hij erg schichtig. Zo gebeurde het dat we met
Bijou aan de kerk toekwamen, toen het fel begon te bliksemen en te donderen.

Bijou vervoerde toen drie rouwende dames. Plots sloeg hij op hol. Er was geen houden meer aan. Tot ons groot afgrijzen toerde hij in een razende vaart driemaal rond het kerkgebouw. Dan brieste hij met zijn vracht de kerktrappen op en kon hij eindelijk overmeesterd worden. Twee dames waren
van pure emotie in bezwijming gevallen. We moesten er een dokter bijhalen. Zwijg mij over paarden.
Toen vader in '49 zijn eerste ceremonie-auto —een Dodge — aanschafte, was dat een blije gebeurtenis”, herinnert François Marschang zich.
De eerste Marschang, Frans (1873-1953), was én herbergier én koster-orgelist in de St. Lambertuskerk aan de Lange Lobroekstraat. Hij was een beetje een manusje-van-alles. Want niet alleen werd hij een van de eerste begrafenisaannemers van Antwerpen, hij zette ook een bloeiend handeltje op. Aan schippers en dokwerkers verkocht hij zowel jenever als ankers, koord, trossen, teer en proviand. In zijn huis aan de toenmalige Vaartdijk, nu de IJzerlaan, bezat hij zelfs een heuse telefoon, met het nummer 828...

Zoon...

Maar Frans en zijn vrouw, een schipperin, hadden ook drie zonen. Samen met hun vader beheerden ze de zaak tot aan het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Uiteindelijk nam zoon Hippolyte de touwtjes in handen. In de oorlogsjaren verzorgde hij de begrafenissen van de slachtoffers van de vliegende bommen en van het bombardement in Mortsel.

Na de oorlog stond hij in voor de repatriëring van de slachtoffers van de laatste veldslagen en van de koncentratiekampen.
In ’48 kwam zijn zoon François mee in de zaak. Samen met vader bouwde hij het wagenpark uit. In ’60 nam hij definitief het roer over. Marschang werd een nv, verhuisde naar de St-Amandusstraat, waar de zaak nog altijd gevestigd is, startte met een eigen doodkistenatelier en nam enkele andere Antwerpse begrafenisondernemingen over.

En dan is er nu Titte. Die twintig jaar geleden in de zaak stapte. En vanaf volgend jaar de eindverantwoordelijkheid op zich neemt.
En. ook Titte heeft een zoon.
Download hier het originele artikel.
Delen