Vader François wordt volgend jaar vijfenzestig. Hij vindt het welletjes nu. Temeer omdat Titte (41) al lang klaar is om met frisse inzet de tweede werkeeuw in te stappen. Gelukkig werd bij de familie Marschang altijd een zoon bereid gevonden om de fakkel over te nemen. Hoewel dat niet altijd met een laaiend entoesiasme gebeurde.
Francois: „Zelf had ik eigenlijk iets anders willen worden. Elektronika boeit me enorm. Ik zou het in die richting gezocht hebben. Maar ik kon dat mijn vader Hippolyte niet aandoen. Een zoon deed vroeger zoiets niet. Maar ik maakte van de elektronika mijn hobby. Ik ben zendamateur en verzamel oude radio's”,
Als begrafenisondernemer aan de kost komen, schrok zoon Titte helemaal niet af. De sociale dimensie in het beroep zelf en de werkzekerheid trokken hem aan. In afwachting dat hij het bedrijf instapte, studeerde hij alvast enkele jaren rechten.
„In deze stiel moet je ingroeien. Van jongs af aan werd ik thuis de les gespeld: niet op de trappen rennen, niet roepen, vooral niet lachen. Dat paste niet, want er kon altijd iemand in huis zijn om een begrafenis te bespreken. Zo krijg je die speciale sfeer met de paplepel mee. Ik kan me moeilijk indenken dat je plots zou besluiten om begrafenisondernemer te worden. In de meeste families is het ook typisch een mannenaangelegenheid. Hoewel vrouwen dat werk natuurlijk evengoed aankunnen, voor de eerste kontakten met de rouwende familie misschien zelfs beter geschikt zijn. Maar vrouwelijke dragers zie ik niet zo zitten. Een doodskist weegt al gauw 50, 60 kg. Je torst dan gemakkelijk een eind boven de honderd kilo als de overledene een zware persoon is”, aldus François.
Brieven
Dag en nacht beschikbaar en bereikbaar zijn is voor een begrafenisondernemer heel normaal. François en Titte maken dan ook altijd goede afspraken. Dragen altijd een „bieper” bij zich.De Marschangs pakten in 1972 in Antwerpen voor het eerst met een mortuarium uit. Jaarlijks zorgen ze voor meer dan zeshonderd uitvaarten. Op piekdagen kunnen het er vijf, zes per dag zijn.
Altijd opnieuw aanhoren ze het verhaal van sterven en verdriet. Beu worden ze dat niet, maar er zijn momenten dat ze héél moe zijn.
„En dan word je sentimenteel. Daar moet je voor op je hoede zijn. Want je kan natuurlijk niet al die miserie blijven meedragen. Hoewel soms erg goede en blijvende kontakten met klanten blijven bestaan.” Vader Francois geeft het grif toe: zijn manier van leven draagt het stempel van zijn
beroep. Een lachebek is hij sowieso niet en van feestjes houdt hij helemaal niet.
„Ik heb het daar heel moeilijk mee: ’s morgens een begrafenis leiden en ’savonds de feestneus uithangen. Titte is van nature optimistischer dan
ik. Maar soms zit het ook hem hoog. Vooral als hij kinderen moet begraven.”
Titte knikt: „Iedere keer weer rebelleer ik dan. Dikwijls moet ik het dierbaarste speelgoedbeestje mee in de kist leggen. Ook bij volwassen overledenen moeten we geregeld wat in de kist stoppen. De familie vraagt dat. Juwelen, heel veel brieven... Of er moet in het mortuarium bij het opgebaarde lichaam de lievelingsmuziek van de dode gespeeld worden.
En schippers vragen soms om de as boven zee uit te strooiën".
Met veel zorg het lichaam aankleden wordt altijd erg op prijs gesteld. Soms vraagt Titte een foto van de overledene. Om bijvoorbeeld het aangezicht zo natuurlijk mogelijk te maquilleren. Wie een bril droeg, krijgt die ook op. Sommige familieleden bezorgen een hele lijst met wensen in verband met de kleding van de overledene, tot schoenen toe.
De Marschangs vinden geen enkel verzoek vreemd. François: „In onze branche bestaat weinig konkurrentie. Maar dat betekent niet dat je steken mag laten vallen. We moeten het hoofdzakelijk van de mond-aan-mond-reklame hebben. Eerbied voor de overledene is in onze stiel het allerbelangrijkste. We drukken dat steeds opnieuw onze personeelsleden — tachtig deeltijdsen werken hier — op het hart.
De familie van de overledene voelt dat intuïtief aan. Stelt die eerbied in hoge mate op prijs . Heel dikwijls krijgen we bedankingen toegestuurd. Dat
doet enorm deugd. Zo’n briefje hangen we altijd uit. Een goede band met je personeel hebben, is heel belangrijk. Af en toe organizeren we een gezellig samenzijn. Er is nog nooit iemand bij ons weggegaan. Als nieuwelingen komen solliciteren, merk je vlug of ze voor deze job geschikt zijn. Al doende leren, ze dan wel de finesses van de stiel, Het eerste dat de dragers moeten weten, is dat ze zich nooit onder de kist mogen
bukken, al lag er een fortuin aan hun voeten. Onze mensen kunnen ook nooit genoeg groeten en buigen. En de ceremoniemeester zelf moet overal
zijn, maar mag nooit opvallen’,